24 oktober 2020
Column Zuidoost in Beweging: “Amsterdams Sportakkoord: stap naar nieuwe cultuur”.

Op de eerste dag van de Amsterdamse Sportweek is door wethouder Simone Kukenheim het Amsterdamse Sportakkoord getekend. Een samenwerking tussen 15 organisaties met als belangrijkste inzet om een nieuwe cultuur in de Amsterdamse sport te realiseren. Liefst 338 gemeenten gingen Amsterdam voor met het tekenen van een eigen lokaal sportakkoord. Het gros van deze overeenkomsten is een samenwerkingsverband tussen partners uit het sociaal domein. Twee voorbeelden: een gemeente die een activiteit gaat clusteren in een nieuwe organisatie; en gemeenten die afspraken maken over gezonde voeding bij tijdens het sporten, partner is dan vaak de super. Wat in alle overeenkomsten terugkomt zijn afspraken over de inclusieve samenleving. Dit was dan ook een element wat landelijk is ingegeven. Sneue van vele sportakkoorden is dat de afronding en ondertekening net in de periode viel dat corona haar intrede deed. Veel energie is daardoor anders gelopen, maar volgt vast nog.

Veel lokale sportakkoorden zetten in op ‘laaghangend fruit’. Uiteraard niet alle 339 gelezen, maar wat je terugziet zijn overeenkomsten die redelijk eenvoudig snel te realiseren zijn. Soms wordt een bestaand format van een samenwerking in een mooi document geframed als sportakkoord. Is ook niet onlogisch. Dit initiatief van de overheid kent een prijskaartje, edoch deze vergoeding verschilt per gemeente. Ben je een kleine gemeente ontvang je een relatief lage vergoeding, vandaar ook een meer praktische invulling van het sportakkoord. Amsterdam zet duidelijk qua doelen en realisatie hoger in. Feitelijk komt het Amsterdams Sportakkoord neer als een best wel grote verandering van de huidige sportcultuur. In totaal moeten maar liefst 15.000 trainers en coaches van Amsterdamse sportaanbieders worden getraind in de pedagogische en sociale componenten passend bij de uitoefening van sport. Voor de goede orde: helemaal terecht, maar de lat wordt hoog gelegd. In het Amsterdams Sportakkoord komt het element van Inclusiviteit terug (iedere Amsterdammer moet mee kunnen doen), tevens duurzaamheid, toegankelijkheid en een positief en veilig sportklimaat.

Vraag die je kunt stellen: sluit het Amsterdamse Sportakkoord aan bij de mogelijkheden en behoeften van de Amsterdamse sportverenigingen en heel specifiek de clubs uit Zuidoost. Van dit laatste is wel eens een analyse gedaan, uit deze inventarisatie kwamen een aantal behoeften: ondersteuning bij kadervorming, ondersteuning bij financiën, ondersteuning bij administratie (ledenadministratie, contributieadministratie en boekhouding). Vanwege de meervoudige problematiek is wel eens het idee geopperd om te komen tot een gemeentelijke sportclub. Maar daar vind je bij de gemeente en ook sportbonden weinig voorstanders van. Clubs uit Zuidoost zijn met name op zoek naar de versterking van de eigen sportvereniging.    Dit kan zijn professionalisering (inzet van professionals in de organisatie) of duurzame steun. Wat opvalt is dat vele bestuurders actief in Zuidoost van buiten Zuidoost komen, en dat weer vele sporters uit Zuidoost, buiten Zuidoost hun sport uitoefenen (oa onderzoek cijfers KNVB). In die zin sluit het Amsterdams Sportakkoord niet aan bij de wensen van clubs uit Zuidoost, clubs die feitelijk al jaren bezig zijn om te overleven. Heb je een paar talenten en heb je eens trainers opgeleid, worden ze aan het eind van het seizoen opgehaald door sportverenigingen van elders uit Amsterdam, welke zich vervolgens weer profileren als sterke verenigingen. Bijkomstigheid is dat met spelers uit de Bijlmer de nodige opleidingsvergoedingen worden verdiend. Feitelijk zou er een solidariteitsfonds moeten komen, waarbij ook de clubs uit Zuidoost meedelen. Dat zou een goed onderdeel van een Sportakkoord moeten zijn. Niet elkaar leeghalen, maar elkaar echt versterken. Dat mist het Amsterdams Sportakkoord.

Hoge doelen van het Amsterdams Sportakkoord zijn nodig. Trainers pedagogisch opleiden is erg welkom, alleen de kans is groot dat het volgende seizoen de trainer niet meer actief is voor de club. De mutatiegraad van leden en kader is hoog. Het afdwingen van inclusiviteit en duurzaamheid en een positieve en veilige sportcultuur is een must. Maar vele verenigingen stoeien continu met hun bestaansrecht en zijn ver van nobele doelen.   Peter van Antwerpen.